Moselsteig 4 Neumagen-Dhron naar Mülheim

In de vroege stilte verlaten twee wandelaars de camping aan de rand van Wintrich en begeven zich met stevige tred naar de ingang van het dorp waar twee bushalten de stoepranden versieren. De wandelaars staan bij het erf van de firma Marx. De naam Marx is nadrukkelijk aanwezig in deze omgeving. Bij een winkel in Bernkastel-Kues werden deze wandelaars geholpen door een dame Marx, in Trier werd Karl zelf geboren.

De wandelaars gaan naar Neumagen-Dhron, waar zij bij de begraafplaats uitstappen.  Eerst gaat de voettocht naar taxibedrijf Kreusch om de hoek. Het telefoonnummer van het bedrijf troffen de wandelaars aan in het routeboekje. Uit datzelfde boekje begrepen we dat het lastig is om weg te komen van het einde van deze etappe. Zou het een mogelijkheid zijn om met een taxi terug te gaan naar Neumagen – Dhron? De dame aan de deur helpt ons snel uit de droom. Er is een wegopbreking vlakbij Kesten en Monzel, waardoor een taxirit slechts met een grote omweg zou kunnen plaatsvinden.  Met deze heldere informatie gaan we op pad. 

Met behulp van een brug gaan we naar de andere oever van de rivier. We lopen door het Zweibachtal en wij volgen de loop van de tweede beek, aan de rechterkant. We slingeren omhoog tot we uiteindelijk uitkomen bij de Weißlei (389 meter). Maar eerst komen we langs het terrein waar allerlei grondstoffen worden gedolven. Of het hier ook allemaal wordt gedolven is mij niet duidelijk. Er wordt ook asfalt geproduceerd. Het terrein ligt aardig verstopt boven op de heuvel, wel zijn goed zichtbaar al de af- en aanrijdende vrachtwagens en kiepauto’s. 

Ik heb de Weißlei al genoemd, maar we krijgen eerst nog een centrum voor de vliegkunst langs de weg, en op de rand van het Moezeldal. Een vereniging uit Trier komt hier bijeen om op deze plek naar beneden te springen, gelukkig voorzien van één of ander windscherm. Het resultaat is dat de springer een vliegtocht kan maken, dankzij de wind die hier sterk omhoog komt. Hier heet het ‘Drachenfliegerschanze’. Wij blijven met beide benen op de grond staan en wandelen. Zo is het ook mogelijk om vooruit en hogerop te komen. Dat hogerop geldt voor de resterende tocht naar de Weißlei, daarna gaat het bergafwaarts. We komen uit bij de Spoarkapelle. Binnen is het kaal, afgezien van een man van middelbhare leeftijd die druk bezig is met een grote onderhoudsbeurt. De kruizen en kaarsen en beelden en beeldjes liggen in de kofferruimte van zijn auto en op de bosgrond.

Deze Spoarkapelle heeft een tragisch begin. Het woord Spoar verwijst naar Sperre en dat is weer een versperring. Rondom het plaatsje Piesport (onder ons aan het water) heerste van 1506 – 1508 de longenpest. Bewoners uit omringende dorpen brachten voedsel naar deze plek, dat de bewoners van Piesport op een ander moment konden ophalen. Van de 98 bewoners van Piesport bleven er 16 in leven. Het is mooi dat op deze wijze de geschiedenis herinnerd blijft. We zijn nog steeds kwetsbare mensen en ziekten en ongelukken zijn dicht in de buurt. De uitzichten zijn verfrissend, ook bij dit warme weer. We hebben nog even de mogelijke scenario’s doorgenomen voor de aankomst in Monzel. Een mogelijkheid is om te overnachten in dit dorp. De taxidame had ons al een hotelletje aangeraden met een mooi uitzicht. We volgen niet de bocht die de Moezel hier maakt en laten daardoor Minheim rechts liggen. Het is een lang stuk dwars door de wijngaarden, de zon heeft hier vrij spel. Voor de wijnboer ongetwijfeld prettig, voor ons wat zweterig. We zien aan de overzijde van de Moezel Wintrich liggen, met zijn stuw en camping, waar vanochtend twee wandelaars in stilte vertrokken.

We gaan het dal van de Driesbach in en daar treffen we een historisch hoogtepunt (in het dal). Het zijn de Sauerbrunnen die dateren uit de tijd dat die rare jongens van Romeinen hier leefden en wijn dronken. Het is ijzerhoudend water en het is drinkbaar, dat wil zeggen je kunt het drinken omdat je er geen gekke ziekten van krijgt, maar om nu te zeggen dat het uit genotsoogpunt drinkbaar is gaat ons wat te ver. Toch vult mijn tochtgenote haar veldfles met dit water. Beter mee verlegen, dan om verlegen. 

In de buurt van de Sauerbrunnen is een Wassertretstelle aangelegd voor de toerist die het te heet onder de voeten wordt. Er staat niet al te veel water in, zodat je ook met droge voeten van begin tot einde kunt lopen. We hebben niet de indruk dat de Romeinen zich hier al mee bezig hebben gehouden, tenzij het voor Constantijn een oefening was om de Rubicon over te trekken.

We naderen nu Monzel en we hebben inmiddels de mogelijkheid overwogen om door te lopen voorbij Monzel, naar de eerstvolgende plaats met busverkeer, namelijk Mülheim. Monzel zal op andere tijden en dagen ongetwijfeld een alleraardigst plaatsje zijn, maar nu is het uitgestorven. De winkel is dicht. Het hotel is dicht. De restaurants zijn dicht. Alleen de bron in het centrum onder de bomen is open. De bak met water staat aan de Brunnenstrasse. Onze armen verdwijnen in het koele water, maar we gaan onze flessen niet vullen met het water. Twee wandelaars komen ons gezelschap houden. Zij lopen de Moselhöhenweg en zij zien wel waar ze vanavond gaan overnachten.

Wij pakken onze resterende moed bij elkaar aan gaan verder. Via de Moselstraße komen we op de Novianderweg. We zien een man zijn typische wijnbouwtraktor parkeren langs de weg. Wanneer hij onze richting uitkomt schiet mijn waterloopdeskundige hem aan en vraagt naar een mogelijkheid om water te krijgen voor onze flessen. Een moment, zegt hij en gaat naar een brievenbus. Wanneer hij terug komt geeft hij aan dat we hem kunnen volgen. Hij loopt het erf van het huis bij de tractor op, toetst een code in en doet de deur van zijn  ingebouwde veranda open. Aan de zijde van de Moezel is een lange glazenwand en daar achter is voor ons allen zichtbaar een geweldig panorama. De man gaat een andere deur door en komt terug met twee flessen mineraalwater. Twee koele flessen. Die zijn voor ons. Het dorp is toch gastvrij! We bedanken de man vriendelijk. Hij gaat op pad met zijn tractor. Later zien we hem aan het werk in zijn wijngaard. De wijngaardenier zorgt voor de zijnen.

Het eerste traject na Monzel is door de wijngaarden waar de zon nog steeds brandt. We gaan over de Brauneberg (255 meter), aan de overzijde van het water ligt het dorpje Brauneberg. We nemen hier in de buurt nog even een pauze, op een mooie rustplaats, die de laatste rustplaats zal zijn van vandaag. Een zeer fraaie wandelbank staat hier en je hoeft alleen maar te genieten van het uitzicht.  Door de bossen gaan we verder en komen uit bij de brug bij Mülheim. We steken het water over en zijn weer in de drukte. Aan het einde van de weg gaan we naar links, mijn terrasgenoot ziet een terras en ik kijk naar de vertrektijden van de bus. Deze zou over een paar minuten kunnen vertrekken. Ik zoek de bushalte, waar een paar oude mannen zitten. Ik kijk op de vertrekstaten en hoor één van de mannen zeggen tegen zijn kameraden: Dat is Jezus. Ik draai mij half om en zeg tegen de mannen: Ik ben Jezus niet, maar ik ken Hem wel. De mannen knikken instemmend en op mijn verzoek wijzen zij mij op de bushalte aan de overzijde, verstopt achter een boom. Ik loop naar het terras waar een flesje koud drinken klaar staat.

We nemen de bus naar Wintrich. Het is nog steeds warm, ook op de camping. We vragen de campingdame of zij ook ijs verkoopt, maar dat is niet het geval. Wel is zij bereid om de ijsvoorraad van haar man aan te spreken. Hij is met hun dochter een week op vakantie in Italië en zal er niets van merken. Als tegenprestatie biedt mijn medisch begeleider haar een glas ijzerwater aan. De dame neemt het in ontvangst. Haar huisarts had haar aangeraden om dat water te drinken om haar ijzertekort aan te vullen. 

Advertentie