Het lijkt een mooie dag te worden om te wandelen. Via een overstap van de ene bus naar de andere bus in Doorn komen we aan bij het noordelijke kruispunt van Cothen. We kruisen nog niet de Kromme Rijn, maar slaan linksaf en gaan een mooie Beukenlaan op en komen uit bij Rhijnestein. Hier passeren we het oude poorthuis. Het kasteel heeft al oude papieren. In het lang vervlogen jaar 1248 komt de naam al voor. Honderdtwintig jaar later komt er een roofridder langs en die besluit te blijven. Zijn naam is Jan van Rhijnestein (geworden). In de negentiende eeuw is er behoorlijk gesleuteld en verbouwd aan het gebouw. Het kasteel is niet toegankelijk, want het wordt particulier bewoond. Of er nu ook een roofridder woont is mij niet bekend.
Bij het kasteel kunnen we de Kromme Rijn oversteken. Het is trouwens vandaag de derde en laatste etappe die door het stroomgebied van de Kromme Rijn gaat. De oevers van deze oudste zus van de Rijn zien er vaak mooi uit, soms met een bijzondere woning, maar in ieder geval veel stilte en natuur.
Aan de overzijde van het water komen we in het oude centrum van Cothen. Oude huizen en oude bomen. Ook staat op een sokkel een eerbetoon aan de peer. We zitten hier middenin een streek met veel, heel veel, fruitteelt. Ik neem aan dat de peer een centrale rol speelt in het leven van de Cothenezen, waaronder veel toffe peren. Bij het oude centrum hoort natuurlijk de dorpskerk, die dateert uit 1464. Er was hiervoor een kerk, maar die werd door plaatselijk geweld verwoest. De kerkgemeente hoort bij de Protestantse Kerk in Nederland. Na de korte tocht door het oude centrum komen we via het Zandpad aan de oostelijke zijde van het dorp. We volgen dit pad langs huizen en fruitbomen tot we bij de provinciale weg aankomen. Nog een een paar honderd meter en dan zijn we er.
Nee, nog niet in Leersum, maar bij de fameuze Kersenhut. Hier zijn veel kersenbomen. In het hutje zitten dames van verschillende leeftijden aan een grote tafel en hier worden de kersen die waarschijnlijk hedenmorgen vroeg zijn geplukt gesorteerd. Eén van de jongeren heeft net het bericht ontvangen dat zij is geslaagd. We kunnen hier kersen kopen. Ik wacht op mijn buurt en hoor het vrolijke gepraat van de dames. ‘1 kilo kersen graag.’ De dame achter de weegschaal weegt 1 kilo grote kersen af. Inmiddels is een jonge vrouw bij me komen staan, die een gesprek probeert aan te knopen met mij. Wanneer de zak met één kilo klaar staat, zegt deze jonge vrouw dat zij twee kilo kersen wil hebben. De weegschaaldame begint de volgende zak vol te scheppen en ik zeg dat ik graag wil afrekenen. ‘Oh, u hoort niet bij elkaar?’ ‘Nee, die van mij zit daar’ en ik wijs naar de kersenkoningin. Wilde de jonge vrouw nu haar kersen door mij laten afrekenen? Wij (mijn kersenkoningin en ik) eten een flink deel van de kersen op en gaan weer op pad. We steken de provinciale weg over en gaan aan de overzijde verder langs de Kromme Rijn. Aan die overzijde lopen we over een fietspad (Groenewoudpad), met rechts de rivier en links de weilanden. Aan het einde gaan we niet linksaf (Melkwegse Tiendweg), maar rechtsaf en we lopen een beschermd natuurgebied binnen en de naam ‘Vikinghof’doet ons weten dat we in de buurt van Wijk bij Duurstede zijn.
Via de oostelijke kant omsingelen we Wijk bij Duurstede, de oude Dorestad. Zo komen we bij de Oude Rijn en de plaats waar de Kromme Rijn begint, want in oude tijden stroomde het meeste water van hier naar Utrecht en verder naar Katwijk toe. Hier hebben we zicht op de nieuwe inundatiesluis, die dateert uit 1870. Van groter belang is natuurlijk de molen die hier vlakbij staat. Elke zichzelf respecterende gemeenschap zou een molen dienen te hebben. Maar daar hoor ik politieke partijen die ons erfgoed willen verdedigen nooit over. Helaas. We zijn al vaak bij deze Walmolen Rijn en Lek geweest. Het is aardig dat je onder de molen door kunt lopen en ik vermoed dat in oudere tijden paard en wagen hier onder door kon.
Wanneer we even later langs de Nederrijn / Lek lopen zien we op een steen een gedicht van Hendrik Marsman. Het is het beroemde gedicht waarin Marsman denkt aan Holland. Vreemd genoeg heb ik bij dit gedicht (dat ik ooit uit mijn hoofd geleerd heb op school) nooit gedacht aan Wijk bij Duurstede, eerder aan de vlakke streken in het Friese land.
Er zitten hier wat lastige gedeelten op de route omdat we op een dijkweg lopen waar ook autoverkeer en fietsverkeer over gaat. In goede staat komen we aan bij het sluizencomplex van het Amsterdam-Rijnkanaal. Aardig is om te weten dat het ontwerp van het tracé van dit kanaal van de hand is van een ingenieur van de Provinciale waterstaat. De naam van de man was Anton Mussert. Hij heeft een fraai ontwerp gemaakt waardoor alleen aan het begin (Amsterdam) en het einde (Wijk bij Duurstede ) sluizen nodig zijn. Zijn bekendheid heeft Mussert echter niet te danken aan dit ontwerp, maar aan zijn werk voor de NSB. Dat was ook de reden van zijn ontslag in 1934. Mussert heeft de voltooiing van het kanaal (in 1952) niet meegemaakt, want na de oorlog werd hij ter dood veroordeeld.
Vanaf de sluizen gaan we terug naar Wijk bij Duurstede. We komen terecht bij kasteel Duurstede, die aangekondigd staat als ruïne, maar dat is te negatief. Er staat nog wat overeind en dat wordt gebruikt voor feesten en partijen, bijvoorbeeld voor de huwelijkssluiting en het feest van een nichtje (en haar man). Van het park gaan we de oude stad in, eerst gaan we de ‘Langs de Wal’ op en slaan snel af naar Mazijk. Dat is iets speciaals. Dit is een open groene plek in de binnenstad. Hier liep vroeger de stroom van de stadsgracht. Aan het einde komen we in een zeer nauw en zeer laag steegje, dat uitkomt op de Peperstraat.
Bij de Peperstraat is ook de oude kerk van Wijk. Het oudste deel van deze kerk dateert uit de 14e eeuw. Bij de toren hoort nog een mooi verhaal. De bisschop van Utrecht was David van Bourgondië. Hij moest vluchten uit Utrecht en vestigde zich in Wijk bij Duurstede. Daar gaf hij de opdracht om een toren te bouwen, de bouw begon in 1465. Het ontwerp van de toren was niet een probleem, want de bisschop wilde dat de toren een kopie zou worden van de Dom van Utrecht. Het is niet helemaal gelukt, want de toren is nooit afgebouwd. Aan de voet van de onaffe toren nemen we een lunch bij Eethuys Dorestad. Na de lunch lopen we verder, dat wil zeggen we lopen terug naar een punt waar we eerder zijn geweest. De tocht door Wijk is een lus. Nu gaan we door het vlakke land en schuiven op richting Overlangbroek en Leersum. Hier komen we in de wereld van de dichter Gerrit Achterberg. Hij is geboren in Neerlangbroek en kende de wijde omgeving goed. Dat is terug te vinden in zijn gedichten. Twee van zijn gedichten komen wij tegen. We lopen over het klompenpad dat de naam van Gerrit draagt. De laatste jaren van zijn leven woonde hij in Leusden, aan het Molenhoekje. Helaas is de woning niet meer, ten onder gegaan aan de vernieuwing en cultuurbarbarij. Gerrit Achterberg is begraven op Rusthof te Leusden. Even verderop, na een tocht door de grienden over een niet vaak belopen pad, komen we bij een volgend gedicht van Achterberg uit.
Via het landgoed Broekhuizen komen we steeds dichterbij Leersum. Op het laatst is de route nog gewijzigd. Gelukkig komen we nu meteen op een bospad dat ons brengt naar de parkeerplaats van restaurant Darthuizen. Als dank voor het aangenaam parkeren nemen we nog even zitting op het terras voordat we de weg naar huis inslaan.