Utrechtpad (2) Bunnik naar Cothen

De bus brengt ons op deze Tweede Pinksterdag naar bushalte Centrum in Bunnik. Het is rustig. We wandelen naar de oude kern en passeren ’t Wapen van Bunnik op weg naar de Kromme Rijn om onze route weer op te pakken. Vroeger was het Wapen een smederij, nu worden er zoete broodjes en andere lekkerheden gesmeed.
Tegenover het Wapen staat een oud gebouw. Het is het Oude Raadhuis van Bunnik. Dit is nu een plek om raad te ontvangen voor het huren en verhuren van panden in een deel van de provincie Utrecht. We komen terecht op het Jaagpad dat langs de Kromme Rijn loopt. Wij zwoegen op dit pad (evenals hondenuitlaters, hardlopers, gewone lopers), maar in oude tijden werd hier veel harder gezwoegd door mensen die een boot de goede kant uittrokken. Aan de overzijde van het water zien we veel mooi gesitueerde woningen, een eigen plek onder de zon en aan het water. Er liggen gelukkig geen grote schepen afgemeerd bij de huizen, de formaten van het drijvend vervoer is betamelijk. Een rivier, zelfs die van de omvang van de Kromme Rijn, vraagt op plekken waar de rivier over gestoken kan worden. We treffen hier geen doorwaadbare plaatsen (voorden) aan. Wat we wel aantreffen zijn bruggen waar een weg overgaat, één waar een trein over kan en nog één waar een snelweg over gaat. Blijkbaar zijn al deze moderne oversteekplaatsen gebouwd in tijden van schaarste, want de onderdoorgangen zijn van laag gehalte, slechts gebukt kan ik mij er onderdoor begeven.
Inmiddels zijn we ter hoogte van Odijk (waar Wouter Bos opgroeide) van oever gewisseld. Het is vlakbij de plaats waar de Langbroekerwetering in de Kromme Rijn uitkomt. In vroeger tijden zorgde deze Wetering voor een verbeterde verbinding tussen Wijk bij Duurstede en Utrecht. Er werd veel kroms omzeild door deze wetering. Aan de vissen is ook gedacht want er is een vistrap geplaatst.

Inmiddels zijn we aangekomen in de buurt van de fruitsector, veel boomgaarden bij het water en verder van het water af. Op enkele plaatsen is een beregeningsinstallatie aan het werk gezet. Wij kunnen daar ook gebruik van maken, binnen een paar honderd meter zijn we al weer opgedroogd.

In de buurt van Beverweerd raken we aan de praat met de baas van een hond. De hond had een truukje gedaan (de stok die in het water werd gegooid naspringen), nu is de baas aan de beurt. Dat is een mooi bijkomend effect van wandelen. Je raakt aan de praat met wandelaars en anderen uit de buurt. De man vertelt over de omgeving, over het jaagpad en over Beverweerd. De eerste vermelding van dit gebied en bebouwing en bewoners dateert uit 1274. We begrijpen dat het landgoed eigendom was van een Poolse adellijke dame (Odilia Prinzessin Reuss zu Castell-Castell) die ongeveer 30 jaar geleden overleed.
De erfenis is nog steeds niet geregeld. In de loop der jaren is er een Internationale School gevestigd geweest (met als gevolg extra gebouwen in de stijl van het hoofdgebouw). Nu schijnt het pand gekraakt te zijn. Ook de meestervervalser Geert Jan Jansen heeft hier een tijdje gewerkt. Volgens bronnen op het internet is het pand echter wel verkocht na de adellijke dame, maar wellicht ligt het anders voor de landerijen. Mocht u, bereidwillige lezer, tijd over hebben, dan kunt u dit uit gaan zoeken en mij berichten over het resultaat. Wij lopen gewoon door en laten onze informant achter op een bankje. De oprijlaan is nu een afwandellaan geworden en wij komen uit bij de N299, waar we eerder op de dag met de bus overheen gereden zijn.
Inmiddels hebben we de oever van de Kromme Rijn verlaten. Enige weemoed overvalt ons. We gaan door een voetgangerstunnel onder de weg door naar Werkhoven en wijken zo van de route af. In het routeboekje wordt genoemd dat Werkhoven een middeleeuws brinkdorp is. We gaan op zoek naar de Brink, die we ook nog vinden. De Brink met alles er om heen is een beschermd dorpsgezicht (we denken even de geparkeerde auto’s weg). In de Middeleeuwen was er blijkbaar geen horeca op de Brink, dus nemen we plaats op een bankje en hebben zicht op de muziektent. We zien een Poolse man uit het pand van de huisarts komen. Gelukkig gaat de zorg voor mensen gewoon door op deze dag. We zitten op het bankje met onze rug naar de oude kerk. De kerk in het midden van het dorp. Wanneer we ons weer in beweging zetten komen we aan de voorzijde van de kerk. De toren van de kerk gaat terug tot de 11e eeuw. De toren is gebouwd van tufsteen en is gebouwd in de Romaanse stijl. Het dorp ademt grote rust uit, op een groepje ouderen op de fiets na. Zij hebben enige moeite om onderling te komen tot de keuze voor de juiste route. Via de bekende tunnel gaan we naar het noorden. Daar steken we via het Kerkpad eerst de Achterrijn over. Kort daarop steken we de Kromme Rijn over. Op de Jachtrustlaan is een weer een flinke hoeveelheid fietsers en wandelaars. Voor wandelaars zijn in de wijde omgeving meerdere klompenpaden.
Wij komen uiteindelijk uit bij de Pleisterplaats (op zondag gesloten). Bij een boerderij is een terras gebouwd, in de keuken wordt alles klaargemaakt en kun je afrekenen. Het is een gemoedelijke bedoening. We kiezen voor twee keer een muntthee en twee plakken zelf (niet onze ‘zelf’) gebakken kruidenkoek. We zitten hier vlakbij kasteel Sterkenburg, de toren hebben we al zien uitsteken boven de bomen. Vanaf het terras hebben we uitzicht op het weiland en de daarachter liggende weg, waar fietsers en wandelaars voorbijgaan. We worden aangesproken door een vrouw die vraagt of wij in L. hebben gewoond. Zij herkent mij. Dat overkomt mij nu nooit.

Na de heerlijke pauze gaan we verder over een paadje tussen de knotwilgen door. Aan het einde van het laantje gaat de route rechtsaf door het groen en langs een water. We kiezen nu voor een klein uitstapje en steken een bruggetje met hek over. We zijn nu op het woonterrein van het kasteel Sterkenburg. Het is vandaag Kastelendag. Er lopen veel mensen rond, die hier hebben gekampeerd. Er is de mogelijkheid om een betaalde rondleiding in het kasteel te krijgen, er zijn nog kaartjes over. Wij kiezen er voor om even rond te lopen.  Het kasteel is een ridderhofstad. De oudste vermelding is van 1261. Toen kreeg graaf Otto II van Gelre het kasteel in handen kreeg. Hij kreeg het van de bisschop die in Utrecht zetelde. De toren van het kasteel dateert ook uit de 13e eeuw. Van 1848 – 1959 was de familie Kneppelhout (ja, ook van de schrijver Klikspaan) eigenaar van Sterkenburg. Daarna kwam het in handen van de familie Steengracht, deze familie verkocht het in 1978 aan De Groot. In 2004 kwam er een nieuwe eigenaar en het bezit is ondergebracht in de Stichting Behoud Sterkenburg. Het landgoed is ongeveer 250 hectare groot. In 2007 begon een groot restauratieproject, want het ging een beetje bergafwaarts met het Kasteel. Met het Westelijke Koetshuis begon het herstel. De Commissaris van de Koningin uit die dagen kwam langs om een eerste steen te leggen. Het jaar daarop ging de restauratie verder met het kasteel zelf en het Tuinmanshuis. Het is de bedoeling om het kasteel en wat er bij hoort terug te brengen tot de situatie van 1850. Ik neem aan inclusief alle gemakken van heden. We keren terug op onze schreden, openen het hek en gaan de brug over, vervolgens volgen wij de route.

We lopen door grasland, steken een wankel wandelbrugje over, gaan door het bos op het landgoed en komen via een ander grasland bij de griend. Een smal pad brengt ons er door. We komen bij de Zuwe. In de verte hoort Hardenbroek te liggen. Er waren in het verleden familiebanden tussen Hardenbroek en Sterkenburg. Hardenbroek is ook een ridderhofstad en is nog steeds in handen van dezelfde familie, zij het dat de heer des huizes nu een Loudon is, die getrouwd is met een Hardenbroek. Loudon is een van oorsprong Schotse familie. We steken de N229 over en komen weer terug bij de Kromme Rijn. We zijn nog steeds in fruitgebied. Bij boerderijen staan grote kratten bedoeld om het fruit in te verzamelen. Een bootje misstaat natuurlijk niet bij een boerderij aan het water. 

Het pad langs het water heet: Ossenwaardpad. Waar deze naam vandaan komt weet ik niet, maar in de buurt van Nijmegen komt deze naam ook voor. We zitten op een bankje, precies tegenover de (één van de) ingang(en) van Hardenbroek. Bij het bankje wordt ook gewezen op het goede werk van boer Willem van der Horst. Op de boerderij werken koeienliefhebbers. Dat kan geen kwaad wanneer je 250 melkkoeien hebt. We blijven lopen langs de oever van de Kromme Rijn. Soms dichtbij, soms verder weg. We naderen Cothen, de kerktoren hebben we al gezien.
Enig poëtisch vermogen kan Cothen niet ontzegd worden, want we treffen een gedicht van Boudewijn Hansen aan over de Kromme Rijn die meandert, maar niet meer de woeste en ongetemde stroom is.
Voor de laatste keer vandaag steken we de Kromme Rijn over. Hoe vaak zullen Romeinen hier de noordelijke grens (limes) van hun rijk zijn over getrokken?  Hier zullen we de volgende keer de route oppakken. In de verte zien we Rhijnestein al liggen. Maar daarover meer de volgende keer.

Advertentie