Met een zwaai doe ik mijn rugzak om mijn schouders en stap op de fiets op weg naar een treinstation in de buurt. In mijn rugzak heb ik een regenjack, een thermosfles thee, een flesje water, acht boterhammen, een klein opbergdoosje met stukje droge worst met kruidnagelen, vier kleine pakjes halfvolle melk, drie kleine pakjes sojadrink, twee peren, één appel, een legermes uit Zwitserland, een waterdichte hoes voor mijn routeboekje (dat er ook in zit), een leesboek voor de heen- en terugweg, een zonnebril, een pet, een pen, een camera. Later gaat mijn vest ook nog in deze dagrugzak. Maar dan heb ik mijn pet al op, mijn routeboekje in de hand, de pen ergens aan vast gemaakt, de camera hangt aan mijn broekriem. ‘Beter mee verlegen, dan om verlegen.’ zei mijn schoonvader altijd. Bij het eerste station vertrekt de trein later dan gepland, bij het laatste station, dat van Boven-Hardinxveld, komt de trein op tijd aan. De laatsten zullen op tijd aankomen, zoals een oude pelgrim sprak tegen zijn volgelingen.
Kort na de start van de wandeling tref ik een merkwaardig fenomeen. Een verharde Tiendweg. Het kan gebeuren. De Tiendwegen die ik tot dusverre ben ik tegen gekomen waren onverhard, voorzien van gras en bomen en boompjes en wilgen. Hier kan een auto rijden, gelukkig is er verderop een herziene uitgave van de Tiendweg, de weg wordt smaller, het verkeer neemt af (het aantal fietsers neemt toe).
Aan het einde van de Tiendweg is een stenen trap die omhoog gaat tussen twee rustieke huizen en uitkomt op de Rivierdijk. De Zeedijk is hier ver weg. Van de dijk stap ik al snel over op het natuurgebied De Avelingen.
In De Avelingen heb ik het voorrecht om wederom op een grasdijk te lopen. Gelukkig is het gras niet zo nat. Het uitzicht is weids, zelfs voorbij de weilanden en over het water van de Boven – Merwede.
In de verte zie ik de brug van der A27 over dezelfde Merwede. Deze brug blijft een markant herkenningspunt de komende kilometers.
Mocht u, als geachte lezer of lezeres, bij een voettocht in De Avelingen de verleiding niet kunnen weerstaan om hier te kamperen, de mogelijkheid is er bij deze paalcamping. Het is de tweede paalcamping die ik tegenkom op mijn pelgrimage vanaf Amsterdam.
Even ten zuiden van Schelluinen steek ik het Kanaal van Steenenhoek voor de tweede maal deze dag over. Ik heb dan een langdurige ontmoeting met een volgende grasdijk. Voordat ik aankom in Gorinchem, ga ik over deze dijk de A27 onderdoor. Het is niet de gemakkelijkste plek om te lopen. Dit is voor schapen in de wijde en weidse omgeving de plek om des avonds te chillen en te loungen. Het is te zien en te ruiken aan wat er op de grond ligt.
En dan ben ik in Gorinchem (of Gorcum), de stad van de martelaren. Tijdens onze Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) werden 17 roomskatholieken gevangen genomen en later in Brielle opgehangen, dit zeer tegen de uitdrukkelijke wens van Willem van Oranje, die wilde dat deze mensen in leven bleven.
Bij Gorinchem ligt een grote sluis. Momenteel wordt hard gewerkt aan groot onderhoud aan de Grote Merwedesluis. Ik loop verder en ga over de oude vestingwallen. De routemakers zijn er op kunstige wijze in geslaagd om verre te blijven van de plekken die in de begeleidende tekst wel worden genoemd, namelijk een aantal belangrijke plekken in het kerkelijke geschiedenis en leven van Gorinchem.
Op de vestingwal ontmoet ik een hondeneigenaar (met riem en loslopende hond) die bezig is met dagelijkse twee uur wandelen om te werken aan zijn lichamelijk herstel, na zware hartproblemen. Het gaat de goede kant uit met hem en ik loop die kant ook uit. Het is nog net geen aflevering van De Wandeling, maar ook zonder camera kun je onderweg een goed gesprek hebben.
Gorinchem ligt aan het einde (of begin?) van de Linge, bekend van de fameuze Lingeroute. Aangezien hier een straatje is dat Einde heet, zal het wel het einde van de Linge zijn.
Voor mij is het einde van de reis nog niet gekomen. Ik wacht op de veerboot die mij naar gindse zijde zal varen. Fietsers en wandelaars staan te wachten op de kade totdat de boot haar vorige lading heeft gelost, nu mogen wij ons wagen aan het water. Ik ga boven zitten en geniet van de ruimte en het water.
En dan .. zie ik mijn eerste molen van de dag. Het is De Hoop, een stellingmolen uit 1764. Hij draait en draait zijn keurige rondjes.
Tijdens de tocht kijk ik in het routeboekje om de afstand naar mijn geplande einde nog even te berekenen. Dan merk ik pas dat de Merwede-reis op de boot ook meegeteld is bij de kilometers. Zal ik nu iets verder lopen dan gepland? Naar Brakel gaan? Een mens komt soms voor lastige keuzes te staan.
Dan legt de boot aan in Woudrichem. De hondenwandelaar had mij al toevertrouwd dat in dit stadje de opnames zijn gemaakt voor de tv-serie Dokter Tinus. Niet gehinderd door veel kennis van deze serie ga ik aan land.
Door een gat in de waterkering loop ik verder en zie de oude poort. Het is de Gevangenpoort. Nu is er een restaurant, of de kwaliteit van het voedsel er op vooruit gegaan is sinds de dagen van de gevangenis is mij niet bekend.
Voordat ik mij gevangen laat nemen door Woudrichem wordt ik in stilte uitgenodigd door Jacoba van Beieren (1401 – 1436). Zij werd geboren in Le Quesnoy (bij Calais, waar haar moeder overleed). Zij was gravin van Holland en Zeeland, tevens hertogin van Henegouwen. Op de vroegrijpe leeftijd van vier jaar werd zij al uitgehuwelijkt aan een Franse prins, op haar veertiende werd dit huwelijk voltrokken in Den Haag. Kort daarop werd haar man kroonprins van Frankrijk, met als gevolg dat Jacoba kroonprinses werd. En wat heeft Jacoba met Woudrichem? Het is een ingewikkelde zaak. Het heeft te maken met strijd, met oorlogen, met erfenissen. Jacoba raakte in conflict met een oom van haar, Jan VI van Beieren, die bijkluste als bisschop van Luik. Hij had als bijnaam ‘Jan de Genadeloze’. Hij had bezwaren tegen haar huwelijk met een ver familielid (Jan IV van Brabant). Uiteindelijk werd op 13 februari 1419 een vredesverdrag ondertekent door beide partijen, dit verdrag staat bekend als de Zoen van Woudrichem. Jacoba zorgde er voor dat haar huwelijk ongeldig werd verklaard, nam de boot naar Engeland en ging daar trouwen met de zoon van koning Henri IV van Engeland. Samen met haar man ging zij met de boot terug om te vechten tegen haar voormalige echtgenoot uit Brabant. En verder gaat het met de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Enzovoorts. Enzovoorts. Het zijn gebeurtenissen waarbij Second Love, stammentwisten en kindhuwelijken verbleken.
Het wordt tijd voor iets vrolijks. Het is tijd voor Hugo de Groot (1583 – 1645). Hij zat een tijdje gevangen op het nabij gelegen Slot Loevestein. Hij werd daar in de staatsgevangenis geplaatst vanwege zijn stellingname in de kerkelijke strijd tussen de aanhangers van Gomarus en de aanhangers van Arminius. De strijd werd beslecht op de belangrijke Synode van Dordrecht. Hugo de Groot had de kant van Arminius gekozen en daarmee ook voor andere politieke machten (Van Oldenbarnevelt). Hij werd tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Zijn ontsnapping uit de gevangenis via zijn boekenkist is waarschijnlijk beroemder geworden in Nederland dan zijn grote werk als rechtsgeleerde, met name van het zeerecht.
Langs het oude raadhuis ga ik naar buiten, uit de oude stad.
De oude stad wordt omgeven door water, met als gevolg dat enkele watersportverenigingen zich hier hebben gevestigd. De bruine vloot van Woudrichem is ook aanwezig.
En tot mijn grote vreugde is er ook hier een molen. Het is de molen Nooit Gedagt, die dateert uit 1995 (de voorganger legde het loodje in 1945). Het is een unieke achtkante stenen stellingmolen, die nog dagelijks in bedrijf is als korenmolen.
Langs de Afgedamde Maas vervolg ik mijn weg, op de grens van land en water. Bij wandelknooppunt 01 ga ik rechtsaf en verdwijn in een bosperceel.
Uiteindelijk kom ik uit bij de Wilhelminasluis, oftewel de Andelse Sluis. Koningin Wilhelmina heeft deze sluis geopend in 1904, een moment van historische importantie in de geschiedenis van de rivieren in Nederland. Wanneer ik bij de sluis ben worden er net twee schepen (een grote en een kleine) geschut.
Inmiddels heb ik besloten om door te lopen tot Brakel. Het is een mooi traject door natuurgebieden en over een wandel- en fietsdijk, dat ook wordt gebruikt door vele schapen. Hier zie ik het begin van een aantal kwekerijen van planten, bloemen en orchideeën.

Op weg naar Brakel vraag ik mij af of vader Theodorus à Brakel (1608- 1669) en zijn zoon Willem (1635 – 1711) (bekende predikanten uit de tijd van de Nadere Reformatie) hier vandaan komen. Maar dat blijkt niet het geval te zijn. Willem heeft ‘Redelijke Godsdienst’ geschreven, een boek dat tot op de dag vandaag nog wordt gelezen, niet alleen op de Biblebelt, maar ook ver daarbuiten, er is zelfs in de afgelopen jaren een Engelse vertaling gekomen. In de kringen van bevindelijk gereformeerden (bijvoorbeeld de Gereformeerde Gemeenten) is het een geliefd boek. Over de Gereformeerde Gemeenten (GG) gesproken, de plaatselijke GG heeft sinds sinds ruim 60 jaar weer een eigen predikant (nou ja, bijna, hij doet later deze maand zijn intrede). De nieuwe voorganger van deze bijna 400 leden tellende gemeente is Mohammed Tarek al-Chalabi, een man met een bijzondere geschiedenis. Zijn vader is Irakees, zijn moeder Nederlandse, het gezin waarin hij opgroeide was seculier. Hij is werkzaam geweest bij de IND. In het jaar 2003 stond hij op de lijst van Leefbaar Nederland voor de verkiezingen van de Tweede Kamer. In 2010 werd hij in de Gereformeerde Gemeenten gedoopt. En nu, bijna predikant.
In Brakel wacht ik op de bus naar Zaltbommel, vandaar met de trein naar Utrecht. Ik passeer de brug bij Bommel en denk aan Martinus Nijhoff die in zijn tijd dichtte over de nieuwe brug en zijn gedicht eindigt zo:
en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.
O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer.
Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.
Het was een echte pelgrimsdag.