Na onze vakantie in Moezelse sferen pakken we de draad van onze nationale wandelingen weer op en begeven ons op het Utrechtpad. We waren gevorderd tot aan de westelijke vleugel van het dorp Veenendaal. We parkeren onze auto in Scherpenzeel en gaan met bus en trein naar het station van Veenendaal-West. Even wandelen in westelijke richting en we zijn aangeland op de route. Eerst gaan we aan de rand van de bebouwde kom, de weg loopt gelijk op met de Slaperdijk, een dijk die we later op de dag weer tegen zullen komen. We wandelen ook een stukje gelijk op met de snelweg A12, daar treffen we een rafelrand van Veenendaal. Ik mag die rafelranden wel, daar is het net even anders dan in de aangeharkte en gebezemde buurten. Hier liggen langs het pad verlaten landbouwwerktuigen waaronder een trekker, die betere tijden heeft gekend. Die betere tijden zullen vele jaren zijn geleden. Wij zijn in betere conditie, dat geeft wel aan hoe het er voor staat met die trekker.
We volgen de Kooiweg, ten noorden van de A12 (het Hazenpad, voor de vluchtende Duitsers in de slotdagen van de tweede wereldoorlog) en slaan af en komen op de Schalm. Geen laan, geen weg, geen straat, geen pad, niets, helemaal niets. Alleen Schalm. (1. deel van een ketting 2. gemerkte plek op een te verkopen boom 3. kavelboom 4. kettingring 5. langwerpige schakel 6. langwerpige schakel in een ketting 7. onderdeel van een ketting 8. schakel 9. sluiting 10. veerschommel). Zo geeft een naam aanleiding tot enige overdenking.
We komen via een mooi pad aan bij het voormalige Fort aan de Buursteeg. Hier is een mooi bezoekerscentrum over de Grebbelinie gebouwd, een opvallend gebouw, dat mooi past bij een Fort. We nemen niet de gelegenheid om naar binnen te gaan, maar wandelen verder. De route is hier een klein beetje veranderd, vergeleken met het gpx bestand. We komen dwars over het terrein zoals het in het routeboekje staat. Er is de afgelopen jaren druk gewerkt om de Grebbelinie van begin tot eind beter op de historische, toeristische en wandelkaart te zetten. Gezien de markeringen op het komende traject is dat goed gelukt.
Wij gaan verder in noordelijke richting over het smalle paadje over de dijk. Het paadje is geschikt voor fietsers en wandelaars en doorsnijdt de vele weilanden die we aantreffen. Het is duidelijk dat we de bossen van het vorige gedeelte van de route hebben verlaten en nu zijn we in de Gelderse vallei, terrein van boeren in allerlei soorten en maten.
Maar het zijn niet alleen boeren die zich hier hebben gevestigd sinds de dagen van ouds. In Renswoude lopen we een heen- en weerroute om uit te komen bij kasteel Renswoude. Eerst komen we langs een kanaal, dat hier Grand Canal heet. Renswoude is nooit te beroerd om in internationale wateren te varen. Het kanaal is 700 meter lang en is stiekum afgekeken van het grotere broertje uit Versailles. De dorpelingen van Renswoude hebben dit kanaal gegraven in het begin van de 18de eeuw. Niet uit enthousiasme voor het toerisme of om de kasteelvrouwe een goed uitzicht te bieden uit liefde voor haar, maar omdat de Vrouwe van Renswoude de opdracht gaf aan de dorpelingen. Of de dorpelingen hier ook voor werden betaald weet ik niet. Uitbetalingen zijn nooit de sterkste kant van de hogere machten geweest. We zijn de drukke N224 overgestoken en naderen de voorhof van het kasteel. Dit kasteel dateert van 1654 en werd gebouwd in opdracht van de domdeken van Utrecht. De tuin kende een aanleg in de Franse stijl, maar in latere tijd werd overgeschakeld op de Engelse stijl, die nu nog is te zijn. De Franse stijl is niet verdwenen want het Grand Canal meandert niet.
Wat ook nog is te zien is deze oude duiventil achter het kasteel. Ik heb geen duif gezien, maar wel schuilde een viervoeter onder de toren voor de regen. Ik weet niet of de duiventil gebruikt werd voor sierduiven of voor postduiven. Waarschijnlijk waren er toen reeds twitterende postduiven, die tweets overbrachten naar een ridder op een wit paard, of een jonkvrouwe eenzaam in een torenkamer.
Deze omgeving is niet alleen gastheer en gastvrouw (of gast ….) voor het Utrechtpad en het pad dat de Grebbelinie in beeld brengt. Ook zijn er vele Klompenpaden in de buurt. Op één paaltje zijn zeven markeringen zichbaar. Als dat maar geen keuzestress oplevert voor de wandelaar die op zoek is naar rust.
We wandelen nog steeds over de dijk, die in slapende toestand is. Nog steeds gaan we naar het noorden tot we uitkomen bij het voormalige Werk aan de Daatselaar (begin al in 1786). Hier zijn houten beelden aangebracht om onze fantasie op weg te helpen. Wat heeft zich hier allemaal afgespeeld? Tegenwoordig speelt zich voornamelijk een uitgestrekte camping hier af, aan de randen van het Werk.
Een bord op het pad belooft dat bij de receptie van de camping van alles te krijgen is voor een vermoeide en dorstige en hongerige wandelaar. In de praktijk valt het iets tegen, of voelen we ons te groot voor een gevulde koek? Na een korte drankpauze gaan we verder in westelijke richting door de landerijen, langs water, door bosschages, met zon of met regen. We gaan naar het zuiden en komen uit bij De Dennen. We hebben hier ooit op het terras gezeten en werden niet geholpen, toen zijn we maar weggegaan, een illusie armer. Aan de overzijde van de doorgaande weg tussen Renswoude en Scherpenzeel komen we op een volgend verhoogd pad. Aan de linkerkant treffen we een monument voor gevallenen in de tweede wereldoorlog.
Wij gaan verder, steken de Lunterse Beek over, altijd weer een waagstuk. We komen op asfaltwegen en steken weer eens de Lunterse Beek over, ook deze poging gaat in één keer goed. Aan de rand van Scherpenzeel is de route licht gewijzigd, waardoor we nog verder langs de asfaltweg dienen te lopen, geen leuk gedeelte, want het is aardig druk, niet met wandelaars, maar ook met auto’s en andere vierwielers, zelfs met tweewielers. Bij Huis Scherpenzeel verlaten wij de route en gaan naar de plek waar wij ons voertuig hebben achtergelaten.
Het was weer een mooie tocht, met soms iets te veel asfalt.