Noaberpad 8 : Ootmarsum naar De Lutte

Groot Agelo

In de buurt van Volthe zie ik een weiland waar het Engels raaigras het onderspit delft. Geen strakke grasmat, maar een plek waar van alles groeit en bloeit. Wanneer ik verder loop passeer ik het erf van de boerderij. Het ziet er uit als een boerderij zonder leven. Voor een schuur staan drie auto’s geparkeerd. Ik loop naar de schuur toe en zie op een tegel in de muur de namen J. Leferink en J. Sanderink. Daaronder staat het jaartal 1837. Meer tegels met namen en jaartallen zie ik in de muur. Een paar passen verderop werkt een man om de siertuin tot nieuw leven te wekken. We raken aan de praat. Hij is een Fries om utens, die met zijn vriendin beheerder is van deze boerderij. Zijn vriendin heeft een ruime ervaring met antikraak. De agrarische ondernemer die hier woonde en werkte is uitgekocht door de provincie Overijssel en naar Fryslân vertrokken om daar verder te boeren. Deze boerderij zit tegen een Natura2000 gebied aan. ‘Het WEF wil dat wij allemaal in de stad gaan wonen. De 15-minuten stad.’ zegt de man. Het weiland aan de andere zijde van de boerderij heeft ook gewonnen van het raaigras. Het veld aan de overzijde van de smalle weg lijkt op de grasmat van de Kuip.

Het kanaal van Almelo naar Nordhorn was bij voltooiing al achterhaald.

Eerder op de dag was ik in een stad. De stad Amersfoort. Op een 15-minutenperron. We moesten echter langer dan 15 minuten wachten, want er waren problemen in Apeldoorn. Toen een trein kwam was deze zeer kort. Ik slaagde er in om een zitplaats te bemachtigen. Leeftijd speelt allang geen rol meer in een trein. Naast mij zit een jonge vrouw met twee koffers voor zich op de grond. De normale koffer is groot. De andere koffer herbergt of een schilderij van Van Gogh of een muziekinstrument. Een jongeman gaat tegenover mij zitten en plooit zijn lange benen in wonderlijke bochten om de genoemde koffers te ontzien. Hij zet zijn tas naast zich op de bank. Dan grijpt een NS-medewerker in, want hij ziet een mogelijkheid om juist op die plaats een passagier te laten zitten. De jongeman haalt zijn tas weg en plaats deze achter de rugleuning van zijn bank. Daar is ruimte tussen twee rugleuningen. De jongedame naast mij plaatst haar koffer in de tegenoverliggende ruimte tussen twee rugleuningen. De jongeman kan nu opschuiven naar het raam. Tegenover mij komt een nieuwe jongeman te zitten, afgeschermd door een groot uitgevallen hoofdtelefoon. De reis kan worden voortgezet. Apeldoorn en Deventer razen voorbij, dan de uitgestrektheid van het Overijsselse land. In Almelo stap ik uit. Na een paar minuten komt lijn 64 die mij in bijna drie kwartier naar Ootmarsum brengt.

Toen ik vorige keer eindigde in Ootmarsum was het een zonnige zaterdag en de terrasjes waren overvol, evenzo de straten en de pleinen. Ik zie het terras waar toen nog één stoel vrij was. Nu zitten er midden op de dag twee mensen. Het centrum heeft een museaal karakter. Eenmaal buiten dat centrum lijkt Ootmarsum een gewone woonstede. Langs groene paden kom ik op de Kuiperberg. De ANWB heeft hier uitzichtplateau geplaatst zodat je aan de hand van de informatie weet wat je ziet. Op de berg is ook een oude joodse begraafplaats. Tussen het uitzicht en de begraafplaats staat Willem Wilmink in glas. Hij schreef deze woorden:

Jödnkearkhof Oatmörsken

Zee laagt doar allang oonder ’t grös
Doo’t tichelweark nog vol in wearking was.
Gef God de Heer dat ze niks hebt vernomn
Van wat heur noageslacht is oawerkomn.

Ik daal de Kuipersberg af, langs de Zonnenberg en over stille en glooiende wegen. Groot Agelo nadert. Op het kruispunt in het dorp is een terras. Een man en een vrouw en een kind zitten rond de tafel en eten. Verder klinkt niets. Het bos lonkt. Modder en zand en er valt geen druppel. Vlak voordat ik bij het kanaal kom naderen een man en een vrouw. Wanneer ik binnen gehoorsafstand ben vraagt de man of ik hier bekend ben. Ik ontken het zonder haperen. Wel heb ik een kaart. De man wil voor de regen in Groot Agerlo zijn. De vrouw knikt zwijgend. Het is tijd om afscheid te nemen. Bij de Agelerbrug steek ik het kanaal over. Aan de overzijde zet ik mijn tocht voort. Bij de Roelinksbeek en een immense waterval gaat ik zitten op een trapje dat in de richting van de waterval gaat. Eten en drinken en stilte zijn mijn deel. Na de pauze ga ik zuidwaarts door het Voltherbroek, een natuurreservaat. En wanneer je in een natuurreservaat bent denk je aan een wolf, nee, aan een loslopende hond. En warempel, wie komt daar aangelopen bij de volgende bocht? Geen wolf. Ik passeer de opgekochte boerderij en andere boerderijen. Dan kom ik bij een Rustpunt+. Een prachtig ingericht schuurtje. Een bordje met de tekst “Koffie + wat lekkers”. Hoe smaakt die koffie dan? Door afwisselend landschap, over landgoederen, over de Palthendijk, langs een nagebouwde tramhalte waar de dames Palthen wachtten op de tram die hier in de buurt reed, van Oldenzaal naar Denekamp. Over het landgoed Egeria-Ten Cate.

Welterusten

Bij de Paaschberg (80 meter boven NAP) worden de paden smaller. Hier lopen oude kerkenpaden naar De Lutte en de Plechelmuskerk midden in het dorp. Tegenover de kerk is niet alleen een ijsbereider, maar ook een Spar. Hier haal ik mijn avondeten en mijn avonddrinken. Dan ga ik terug, want mijn overnachtingsadres ben ik al gepasseerd. De Sproakstee is niet alleen een kleinschalige camping, maar is ook de gelukkige bezitter van twee pipowagens. In één daarvan overnacht ik. Zo blijft Vrienden op de Fiets verrassend met de overnachtingsplekken. Morgenochtend wordt het ontbijt in de wagen gebracht. Ik hoop dan al wakker te zijn.

Noaberpad
Ootmarsum naar De Lutte
21 kilometer


Ontdek meer van Willems Wonderlijke Wandelingen

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.