Lief heeft een training in het noorden van Amsterdam en zij vraagt zich hardop af of ik mee reis, om daar in de buurt mijn voetstappen achter te laten. Zo komen we terecht bij het NS station van Halfweg, dat voor deze keer een eindweg is. We drinken een afscheidsthee bij Kaatje en we spreken af dat we elkaar daar weer zullen treffen aan het einde van de middag. Het liefst voor vijven, want Kaatje trekt op dat tijdstip de deuren achter haar dicht. Door het raam zien we regen en zonneschijn en regen en vogels die zich daar weinig van aan trekken.
Ik ga me er ook weinig van aan trekken en ga op pad, al spoedig komt de zon door de wolken, maar de regen blijft uit. Ik loop het Houtrakpark in en tref daar op een zandvlakte sculpturen aan die mij doen denken aan een manyatta van de Masai en aan de bouwkunde uit een land als Mali. De globalisering is ook door gedrongen in dit park. Ik ben de enige houtrakker in het park.
Ik slinger van brug naar brug en steek meerdere wateren over. De stilte omringt mij, versterkt door een lichte nevel over de wateren.
Wanneer ik op een grasdijk loop zie ik plots aan de overzijde van het water een paar mensen met kinderwagens, die naar het water gaan op de helling. Iemand uit het gezelschap pakt een stok en begint te zwaaien. Wat is hier aan de hand? Ik sta stil om te zien hoe dit afloopt. De kinderwagens blijken bij nader inzien golfkarretjes te zijn en de zwaaiende man probeert zijn laatste swing uit.
Achter mij staat een ladder tegen een boom, aan het uiteinde van de ladder is een plastic stoeltje bevestigd aan de stam. Het is effectieve, zij het primitieve hoogzit. Hier kan wild bespied worden, of gaat het om de golvende medeburger?
Wanneer ik de Inlaagpolder (die een weg is) afloop, stuit ik op een plaats waar in vroeger tijden een molen heeft gest6aan, om de buurt een beetje droog te houden. De molen met de mysteriueze naam ‘De dolle hond’ deed tot het jaar 1879 uitermate doed werk, maar heeft het loodje gelegd en werd in hetzelfde jaar vervangen door het gemaal. Op de voorzijde van het pand is het jaartal 1879 duidelijk te zien. Het is altijd een triest moment om het verdwijnen van een molen te bespeuren. Gelukkig houd ik, het dankzij het gemaal, droog.
Terwijl de vliegtuigen hoog over de A9 vligen, ga ik de snelweg onderdoor, wel zo rustig. Ik stuit al snel op de Kerkweg. Ik zie nog geen kerk, maar dat kan nog komen. De naam is in ieder geval veelbelovend.
De kerk komt weldra in zicht en sla rechtsaf edn blijf op de Kerekweg, de Kerkweg gaat ook rechtdoor. Heerlijk zo’n kleine gemeenschap waar je het met één straat kunt doen. Een straat in meerdere gedaanten. Zo nader ik de kerk van Stompetoren (of is het Stompe Toren?). Al in 1063 was er sprake van een kapel in Spaarnwoude. Deze kapel was gewijd aan de heilige Gertrudis. Al in 1880 is de kierk hier al buiten gebruik gesteld, dat wil zeggen dat het niet meer in gebruik is voor de eredienst. Blijkbaar heeft de secularisatie hier al vroeg toe geslagen, of er wonen hier te weinig mensenh om kerkdiensten te houden. Bij een restauratie in het jaar 1844 is de toren 20m meter ingekort, waardoor de naam Stompe Toren ontstond.
Bij de kerk is een bescheiden kerhof, bescheiden qua omvang. Over de grafstenen is nog wel wat te zeggen. De eerste grafsteen die ik bekijk ligt er ter nagedachternis aan Arnold Jan d’Ailly (1902 – 1967), die van 1946 – 1957 burgermeester van Amsterdam was, de eerste PvdA burgermeester in een lange rij. Op zijn grafsteen staat geschreven gebeiteld : ‘Dieu nous garde’. Dat heeft een PvdA’er óók nodig.
Op andere grafstenen (zelfs nog een begrafenis in 2014) tref ik ook mooie woorden aan:
‘Ik gab dir die Fackel im Sprung’
‘Steigt unsere Liebe immer neu ans Licht’
‘Mein Anhauch der euch Mut und Kraft belebe’
‘Voorbijganger, ik groet u’
Aan de andere zijde van de kerk gaat de ‘weg’ verder als Kerklaan, geen boom te bekennen langs de laan, wel een lotgenoot die nog net mijn groet kan beantwoorden. De Kerklaan is lang, maar dan had je na een kerkdienst wel de tijd om de preek nog eens te overdenken. De kerk hier wijst niet langer de weg, die taak heeft hier de ANWB over genomen. Ik ga de richting van Haarlemmerliede op.
Was bij de Inlaagpolder de molen verdwenen, hier zie ik er nog één. Het is de ‘Slokop’ uit 1877 en het is een grondzeiler. In de loop van de geschiedenis heeft de molen vele eigenaren gehad, momenteel is Stadsherstel Amsterdam de eigenaar, nog een kersverse eigenaar, want de organisatie is het sinds 1 augustus van dit jaar. De molen is niet te bezichtigen (van binnen) omdat het een bewoonde molen is.
Inmiddels ben ik aangekomen bij Mooie Nel. Zij ligt uitgestrekt naast de oevers. Hoe komt zo’n water aan een poëtische naam? Was het een getrouwde man die na jaren van mening was geraakt dat in vergelijking met zijn vrouw deze plas water een Mooie Nel is? Of was het de plek waar een verliefde man zijn lief ontmoette en mooie tijden beleefde in een roeibootje, waar ze leerden te roeien met de riemen die zij hadden?
De tocht langs Mooie Nel brengt mij van klaphek naar klaphek, een man voert eendjes en aan het einde spelen kinderen op het schoolplein van de Sint Franciscusschool. Of de naam een verwijzing is naar de huidige paus of naar de eerste Franciscus die arm werd om de armen is mij niet direct duidelijk. Het is wel een zeer in het oog springende naam.
Ik passeer een flinke kerk in het dorp Haarlemmerliede, met daarnaast een woning waar ik vermoed de pastoor in woont of heeft gewoond. Ik weet niet hoe bloeiend het kerkelijk leven in Haarlemmerliede is.
Naast de kerk bevindt zich een kerkhof. Er staat een mooie tekst op de muur aan de wegzijde. Wanneer in zonniger tijden tijdens het spel de petanque spelers op het veldje naast het kerkhof opkijken, worden zij aan de Heer herinnerd.
Na de kerk en het kerkhof sla ik linksaf af, daal de trapjes af, loop door een klaphek en dan ben ik op een oud kerkepad dat door de weilanden loopt. Het spoor is te volgen door de klinkers onder de voet te lopen, bruggetjes over te gaan, sloten te passeren. Op veel plaatsen zijn de klinkers overwoekerd door gras. Fijn voor de schapen, maar minder mooi uit historisch oogpunt. In het laatste weiland zie ik al geen klinkers meer. Zou het een mooi project zijn voor de school van de heilige Franciscus om het kerkepad goed te onderhouden, in samenwerking met de weilandeigenaren? In het spoor van Franciscus de weg naar de kerk banen?!

Na het kerkepad neem ik mijn tweede lunchpauze van de dag. Ik zit op een klein bruggetje van de Molenwetering naar een weiland. Het weer is goed, vliegtuigen vliegen alle kanten op, vogels laten zich zien, evenzo de zon.
Wanneer ik de spoorlijn nader kom ik bij nieuwe masten die in een weiland zijn geplaatst. Hoogspanning, het gaat om 380.000 volt. Er zijn dagen dat ik met minder genoegen neem.
Over de Oude Nootweg ga ik onder het kruispunt van A9 en A200 door (Rottepolderplein). De zon baant zich een weg. Een gedeelte onder weg is bewapend met een bordje verwijzend naar zeldzame begroeiing. Gaat het om de snelweganemoon of de viaductroos?
De vliegtuigen vliegen voort, hoger en hoger. Ver boven de groene wissel.
De laatste weken is het gesprek over onbewaakte overgangen weer op de agenda gezet. Hier passeer ik een voetgangersovergang: een vader met kind mag hier oversteken. Ik ben zonder kind en loop verder langs het spoor.
Even verderop kom ik bij een natuurgebied. De naam Batterij doet mij niet direct denken aan natuur, maar aan chemisch afval. Het blijkt echter te gaan om een batterij in militair opzicht. Een verdedigingsplaats. Gevogelte kan ik ontwaren. Vijf fazanten houden zich op de vlakte, maar wanneer ik nader zoeken zij beschutting.
Ik ben terug bij Kaatje. Ik neem plaats en het is ruim voor vijven. Ik drink een glas thee, in de chai-variant. Een beetje vreemd want het woord ‘chai’ betekent ‘thee’.
Twee mannen van gevorderde leeftijd en een hond komen binnen en gaan aan een tafeltje zitten, dat wil zeggen de mannen gaan zitten. Zij praten over computers en bijbehorende zaken. De hond zoekt vertier en gooit iets op iets breekbaars op de grond en een standaard met allerhande theesoorten. De serveerster spreekt sussende woorden en ruimt op. Ik bestel een volgend glas thee. De hond wil ook een rustig plekje en gaat liggen op een fraaie lederen fauteuil. De serveerster komt iets minder sussend op de hond af en verwijdert het beest van de stoel. Het is een kostbare stoel. Sint heeft er ook nog in gezeten. De mannen mompelen weer enkele verontschuldigingen, onder het motto: dat doet deze hond anders noooiiit.
Ik krijg een telefoontje van lief, zij is in de buurt. Ik reken af en loop de frisse buitenwereld in. We zetten koers naar IJmuiden, onderweg merken we dat we niet de enigen zijn met dit plan. Vlak achter de duinen parkeren wij de auto en lopen naar de vloedlijn. Het licht van de vuurtoren zwaait vriendelijk naar ons. We gaan naar Zilt aan Zee, een strandpalviljoen waar de kerstsfeer wordt opgebouwd, terwijl Sint het land nog niet uit is. We krijgen een plaats in een alkoof, voor de broodnodige rust en een paar vissen en brood.